Deze keer Paul van Gils, leraar biologie en mentor bij het Munnikenheide College in Etten Leur. “Ik wil meer dan lesboer zijn. Juist de combinatie met het mentoraat maakt m’n werk leuk.”
Je zit nu zo’n tien jaar in het onderwijs? Hoe bevalt het?
“Het onderwijs is heel leuk, ik zou het iedereen aanraden. Wel ben ik blij dat ik onder meer het mentoraat erbij heb. Alleen lessen geven, dat zou ik niet bevredigend vinden.”
Je bent als bioloog geen vakidioot die het liefst over planten en dieren praat?
“Tijdens m’n middelbare school wist ik dat ik iets met biologie en iets met mensen wilde doen. En dan bedoel ik niet de menskunde vanuit de biologie, maar echt de omgang met mensen. Ik had ook net zo goed in de zorg kunnen gaan werken. Toevallig kwam ik de OMO Masterclass-regeling tegen. Dat heeft me over de streep getrokken om het onderwijs in te gaan.”
En al vrij snel kreeg je als docent ook een mentorklas.
“Daar was ik echt blij mee. Het mensenwerk dat ik zocht, kwam zo op mijn pad. Leerlingen zijn heel verschillend, als persoon, hun drijfveren en motivatie, en ook de ouders die een rol spelen. Met elk kind ga je op zoek naar wat het beste past. Munnikenheide is een VMBO-school en ik heb vooral kader-klassen. Een groot deel van de leerlingen wil er echt wel het beste van maken. Het is leuk om ze uit te dagen en het zelfvertrouwen te geven. Ik geniet ervan om onderbouwleerlingen op weg te helpen en ze een goede basis mee te geven om zelfstandiger door te stromen naar de bovenbouw en de maatschappij in.”
Hoe breng je de leerlingen op het spoor wat bij hen past?
“Door met interesse naar leerlingen te kijken en te luisteren en vragen te stellen. Je helpt ze om zichzelf beter te leren kennen. En met die zelfkennis kunnen ze weer betere keuzes maken. Ik ben geen mentor die kijkt naar cijfers. Ik vind cijfers verschrikkelijk. Wat mij betreft stoppen we met toetsen en examens. De leergierigheid van een jong kind is enorm. We moeten oppassen dat we dat niet de kop indrukken met al die ‘moetjes’. Laten we vooral kijken hoe we die leergierigheid kunnen blijven aanzwengelen.”
Geen toetsen, geen verplichte kost?
“Er is in het onderwijs zoveel dat we moeten. Maar moeten we dat ook echt? Ik doe het graag anders. Samen met een paar collega’s hebben we hier op school het vak ‘Natuur & Techniek’ opgezet. Het komt er op neer dat we natuurkunde, scheikunde, biologie en techniek hebben samengebundeld in één vak. We hebben de standaard-lesmethoden en alle toetsen de deur uit gedaan. We hebben de vakken met elkaar verbonden en vandaaruit doen we in een open werkruimte toffe dingen met de kinderen. Ik noem maar iets: samen een insectenhotel maken en dan hebben we het ook over de rol van de insecten in het ecosysteem. Dat soort combinaties. Die manier van werken is voor leerlingen veel leuker dan dat ze lesboeken moeten lezen.”
En examineren, wat doen we daar mee?
“Wat mij betreft stoppen we er mee. De leerlingen moeten een kunstje doen. Door een hoepel springen. Zo zie ik het.”
Nog even terug naar de leerlingen. Als jij ze in de klas krijgt zijn ze 11, 12 jaar; kinderen nog. Hoezo ga je dan al met hun toekomst aan de slag?
“Ze komen recht van de basisschool af. Als ik dan vraag aan zo’n jongen wat z’n hobby’s zijn. Dan krijg je soms te horen ‘buiten spelen’. Inwendig moet ik dan wel eens lachen. Maar als zo’n jongen zegt ‘buiten spelen’ en je vraagt door komen er vaak al echt aanwijzingen waarmee je iets kunt. Buiten spelen kan voetballen zijn, maar ook aan hun fiets sleutelen of met een verrekijker het bos in gaan. Op dat plezier wil je inspelen. Wat leerlingen doen in hun vrije tijd is belangrijk om op voort te borduren. Dat vinden ze blijkbaar leuk.”
Je ziet vaak dat leerlingen de richting volgen van de vakken waarvoor ze hoge punten halen.
“Daar ben ik helemaal niet blij mee. Je kunt goed zijn in talen, maar zo’n leerling kan bijvoorbeeld hutten bouwen superleuk vinden. Misschien dat iets in de hoek van de bouwkunde goed past. Maar alles duwt het kind die talenkant op. Ik moet denken aan een leerling die twijfelde tussen het profiel ‘Zorg en Welzijn’ en ‘Economie en Ondernemen’. Dat laatste wilde ze doen omdat ze zelf graag een eigen winkel wil beginnen. Dat is haar droom. Maar omdat ze slecht was in economie, dacht ze die kant niet op te kunnen. Dat is natuurlijk de grootste onzin; de omgekeerde wereld. Natuurlijk moet er een diploma-perspectief zijn, maar het is te kort door de bocht om je meteen door een vijf voor economie af te laten schrikken. Waar komt die onvoldoende vandaan? Kunnen we er geen ondersteuning op zetten waardoor het wel lukt? Er zijn allerlei opties: bijles, flex-les, tutor-leren, noem maar op. Zo kun je van een onvoldoende een voldoende maken. En dan zijn er opeens wel mogelijkheden.”
Onlangs was je te zien in het SBS-programma ‘Helden in het Onderwijs’ waarin docenten in het zonnetje worden gezet.
“Klopt ja, het was een surprise-actie van twee leerlingen die me wilden bedanken omdat ik ze zo goed geholpen had. Ze hadden in de keuken op onze school een lekkere maaltijd gemaakt voor mij. Daar was het SBS-programma bij. Dat was natuurlijk superleuk.”