Deze keer Leo Nabben, gepassioneerd ICT-specialist en docent informatica met een missie om het onderwijs te transformeren. Hij werkt bij Mezzo Scholen. Ook is Leo voorzitter van het ICTO kennisnetwerk. “Ik sta ik aan de frontlinie van onderwijsinnovatie”.
Je zit veertig jaar in het vak. Begonnen als muziekdocent, maar inmiddels al 25 jaar gepassioneerd docent informatica. Hoe is dat zo gelopen?
“Na het conservatorium ben ik jarenlang met veel plezier muziekdocent geweest. Ook passie voor computers was op de achtergrond al vroeg aanwezig. Dan moet je denken aan het Atari- en Commodore 64-tijdperk. Dat ik halverwege mijn loopbaan ben overgestapt kwam ook omdat ik voor dezelfde school waar ik werkte uren kreeg om ICT in het onderwijs te integreren (Leo heeft altijd bij dezelfde school gewerkt, alleen is die in de loop van de jaren stevig gegroeid en van naam veranderd - red.). Dat is mijn werk steeds meer gaan beheersen. Ik heb indertijd mijn bevoegdheid als docent informatica behaald. Even heb ik nog beide vakken, muziek en informatica, gedoceerd maar dat was door de veelheid van werkzaamheden al gauw niet meer te doen. Uiteindelijk ben ik overgestapt, vooral ook om dat de rol van ICT in het onderwijs me mateloos interesseert. Steeds zijn er nieuwe ontwikkelingen. Nu hebben we bijvoorbeeld AI, het omgaan met de mobiele telefoons en het lerarentekort. In 2020 hadden we Corona. Ook de leerlingen stellen andere eisen aan het onderwijs. Never a dull moment.”
Muziek en informatica; twee verschillende werelden. Wat spreekt je aan in deze vakken?
“Wat ik aan beide vakken superfijn vind, is de creativiteit. Zowel bij mij als docent wat didaktiek betreft als bij de leerling bij het verwerken van de stof. In beide vakken zijn de leerlingen praktisch bezig. Bij zowel muziek als informatica kun je als docent, met de kerndoelen in je achterhoofd, zelf vergaand bepalen hoe je de les vormgeeft.”
“Vastzitten aan een lesmethode vind ik een crime. Dat past niet bij mij. Ik ben een docent die vindt dat leerlingen veel zelf kunnen. Ze leren hoe ze de kennis moeten vertalen naar praktische vaardigheden. Laat maar zien dat je het kúnt in plaats van laat maar zien dat je het wéét. Het is niet voor niets dat ik fan ben van de drieslag van Biesta en de zelfdeterminatie theorie van Ryan en Deci.”
Vanuit die motivatie heb je het Jenaplan bij jullie op school mee opgezet.
“Klopt ja. Bij het Jenaplan wordt er naast de vak inhoud ook veel aandacht besteed vaardigheden en talenten ontwikkelen. De manier waarop we als school met leerlingen omgaan is heel anders. Om straks goed op eigen benen te kunnen staan in de maatschappij vinden we een brede vorming als mens heel belangrijk. Wij geven leerlingen een actieve rol in hun eigen leerproces. Ze doen veel zelfkennis op en werken veel samen. Niet alleen op school, maar ook bij organisaties in de regio. Zo komen ze erachter wat ze voor de wereld om hun heen kunnen betekenen. Jenaplan is voor mij een schot in de roos: tafelgroepen, heterogeniteit, leerlingen presentaties laten geven, weekafsluitingen, leerlingen aansporen om zichzelf te laten zien; dat soort zaken; daar word ik blij van.”
En het Jenaplan is bij jullie een groot succes!
“We zijn begonnen met één klasje met 22 leerlingen, nu lopen er meer dan duizend rond.”
Iets heel anders: je organiseert buitenschools ook een Dungeons & Dragons-project. “Dat spel is een persoonlijke hobby. Het is al vijftig jaar oud, maar het is nu helemaal in bij de jeugd. Een rollenspel, niks digitaals. Gewoon met dobbelstenen. Het is een verzonnen wereld vol monsters en heldhaftige avonturiers. Deelnemers moeten samenwerken en slimme oplossingen bedenken. Het vraagt creativiteit en vindingrijkheid. Allemaal vaardigheden die we als school ook graag meegeven. Zo’n twintig leerlingen doen mee. We spelen op zaterdagochtend of zondagmiddag; buiten schooltijd dus. Het is wel op school maar toch anders. Het valt niet onder de reguliere lessen. Het is echt voor de lol. Op het moment dat het sausje ‘school’ er overheen komt, vinden veel leerlingen het al gauw een stuk minder leuk.”
Je bent docent informatica. Dit spel heeft niks digitaals.
“ICT is voor mij niet de heilige graal. Ik zie het als hulpmiddel om iets te leren of iets te bereiken. Vooral geen hoofddoel. Bij mij in de klas mogen leerlingen AI gebruiken; ook bij de toetsen. Ik stel de vragen zo dat ze zelf aan de slag moeten met de informatie van AI. Een soort co-creatie. AI is alsof ze een soort sparringpartner inschakelen. Ze moeten er zelf iets aan toevoegen. Eindtoetsen zijn bij mij ook altijd presentaties. Ik ga daarbij met leerlingen in gesprek over wát ze hebben geleerd, hóe ze het hebben geleerd, wat ze er als mens aan hebben; het raakt kennis maar ook de ontwikkeling van de leerling. Dat ze AI gebruiken vind ik heel normaal, want in het werkveld waar ze straks terecht komen, gaan ze dat ook tegenkomen.”
Wat zou je collega’s graag mee willen geven?
“Ik zie veel verkramping. Teveel focus op de methode en de eisen van het eindexamen (ik zie dat als een kunstje leren; door een hoepeltje springen). Natuurlijk spelen daarbij allerlei factoren. De inspectie, het imago van de school; noem maar op. Maar in z’n algemeenheid is het zeker zo dat docenten veel meer ruimte hebben dan ze pakken. Ik gun het elke collega om vrijer en creatiever met zijn of haar vak om te gaan. Hierdoor ontstaat er ruimte voor al die andere zaken die zo belangrijk zijn in de ontwikkeling van de jong volwassene.”