21 november 2023 Terug naar overzicht

Joost Poppelaars: “Ideeën van de OMO-broedplaats neem ik mee naar school."

In deze rubriek komen collega’s aan het woord over hun passie voor het vak. Met antwoord op vragen als: waarom doe je dit? Waar ben je het meest trots op? Wat vind je lastig, en waar leer je van?

Deze keer Joost Poppelaars, docent biologie en mens en natuur bij het Hanze College in Oosterhout. Joost neemt voor het tweede jaar deel aan de broedplaatsen die OMO organiseert. “Ik ben absoluut een fan. Vrijuit denken hoe we het onderwijs kunnen vernieuwen. Het is heel inspirerend."

OMO is nu drie jaar bezig met broedplaatsen. Jij doet nu voor het tweede jaar mee. Wat bevalt je er zo aan? 
“Je kunt er frank en vrij buiten de lijntjes denken. Dat is precies de bedoeling. Het daagt uit om te experimenteren, kijken wat er anders kan in het onderwijs. De broedplaatsen zijn opgezet om tot echte veranderingen te komen. Dat spreekt mij enorm aan. De afgelopen decennia is het onderwijs nauwelijks veranderd. Dat is best gek als je ziet wat er om ons allemaal wel verandert. We houden krampachtig een onderwijssysteem overeind dat per uur regelt wat er moet gebeuren. De leerling moet hier maar in mee. Ik geloof daar niet in. Ik had daar zelf als leerling ook al last van.” 

Hoezo?
“Op zich kon ik als leerling best goed leren, maar ik deed het niet. Ik werd niet uitgedaagd. Ik ben ook twee keer blijven zitten. Terugkijkend vond ik het allemaal erg onpersoonlijk. Als ik een mentor had gehad die wat meer persoonlijke interesse had getoond, denk ik niet dat ik was blijven zitten.”

Hoe kom je met die ervaring dan toch in het onderwijs terecht?  “Op zich is dat inderdaad een klein wonder. Want als ik één ding níet wilde vroeger was het leraar worden. Maar toen ik toch een keer voor een klas had gestaan was ik verkocht. Ik kwam er achter dat ik het omgaan met leerlingen juist erg leuk vindt. Zo ben ik in het vak gerold en gaandeweg begon ik ook te herkennen waarom leerlingen bepaalde dingen deden of juist niet deden, net zoals dat bij mij was vroeger.”

Wat doe jij als docent anders dan wat jij vroeger als leerling in de klas hebt meegemaakt?
“Bij mij als docent staan de leerlingen voorop. Ik geniet ervan om met ze om te gaan en ze op weg te helpen. Onderwijs zie ik vooral als leerlingen voorbereiden op de volgende stap in hun leven. Ik ben heel erg van persoonlijke aandacht en maatwerk: per leerling kijken wat iemand nodig heeft. Ik ben ervan overtuigd dat schooltijd beter te benutten is door er flexibel mee om te gaan. Leerlingen niet van uur na uur, van klas na klas door de schooldag te jagen. Dat kan anders. Meer inspelen op capaciteiten en behoeften van leerlingen. Als een leerling voor het ene vak minder tijd nodig heeft dan voor het andere; schuif daar dan mee.”

Vertel nog ‘ns meer over persoonlijke aandacht geven en maatwerk.
“Ik ben zelf docent van eerstejaars op vmbo/basisniveau met LWOO. Dat zijn jongens en meisjes die op de basisschool meestal de laagste cijfers haalden en doorgaans vaak weinig zelfvertrouwen hebben. Dat vind ik extra uitdagend. Ik geniet ervan om met vmbo-leerlingen te werken. Het is op allerlei fronten intenser en dynamischer. Daarnaast vind ik eerste klassen sowieso leuk. Voor leerlingen is het een grote stap. Ze komen van de basisschool waar ze de oudsten en de grootsten waren en bij ons moeten ze weer onderaan de ladder beginnen. Ik vind het leuk die leerlingen goed op weg te helpen.  Waar het vooral om gaat is dat ze zich prettig voelen. Dat ze ervaren dat het goed is zoals ze zijn. Zorgen dat ze plezier hebben en zich op hun gemak voelen.”
“Door er eerst voor te zorgen dat er een band ontstaat kun je ze daarna gemakkelijker iets leren. Een band ontstaat als je interesse toont en je verdiept in de leerlingen. Wat zijn hun hobby’s? Ik ga bijvoorbeeld wel eens kijken naar voetbalwedstrijden van leerlingen. Dat vinden ze natuurlijk geweldig. Interesse tonen en vandaaruit verder werken. En dan krijg je op de ouderavond ook te horen: "Goh, wat gebeurt hier. Onze zoon gaat opeens met plezier naar school toe. Op de vorige school was dat echt heel anders.”

Dit is jouw visie. Om daar werk van te maken heeft de OMO-broedplaats je geholpen?
“De broedplaats geeft ruimte om anders te denken. Dat doe je met collega’s die ook open staan voor verandering. Dat is fijn en het stimuleert. En het is zeker zo dat de broedplaats me enorm heeft geholpen bij de experimenten die we op het Hanze College hebben opgezet.” 

Vertel eens meer over die experimenten.
“We zijn bij het Hanze College met een heel nieuw concept aan de slag gegaan. Puur fysiek liggen de klassen van de eerstejaars vlakbij elkaar. Ook zijn we voor een aantal vakken op eenzelfde manier gaan werken: met instructie-uren (theorie) en met verwerkingsuren (opdrachten doen die aansluiten bij de theorie). Deze opzet liep niet meteen lekker. Van maatwerk kwam weinig terecht en ook ervaarden collega’s de nieuwe aanpak als belastend. Ook door de invoer van het nieuwe ELO (Peppels). Met hulp vanuit de broedplaats ben ik op zoek gegaan naar verbeteringen. Zo heb ik het vaste stramien van het rooster losgelaten en ben meer gaan kijken wat de individuele leerlingen uit de klas nodig hebben. Als er op het rooster een lesuur mens en natuur (theorie) staat, kan het zijn dat sommige leerlingen bezig zijn met het uitvoeren van een proefje als verwerkingsopdracht, anderen een LOB-opdracht aan het afronden zijn en weer anderen zich bezighouden met wiskundesommen. Voor mijn vak mens en natuur heb ik een keuzemenu opgesteld. Met één, twee of drie sterren geef ik de moeilijkheidsgraad en tijdsduur aan van opdrachten. Leerlingen kunnen zelf kiezen waarmee ze aan de slag gaan. Wel moeten ze een bepaald aantal sterren halen. Zelfstandigheid wordt vergroot. Ook zijn we leerlingen gaan helpen bij het plannen. Zo zijn we andere vaardigheden en competenties aan gaan spreken. Al bij al zijn we erg blij met de resultaten. We gaan het experiment dan ook verder uitrollen op school. Met dank aan de OMO-broedplaats.”